Afgelopen vrijdag (1 december jl.) concludeerde de Hoge Raad dat een onderneming die is opgericht voor de bouw van een resort op Bonaire zowel als ondernemer en als producent kwalificeert voor de algemene bestedingsbelasting (abb). Belangwekkend onderdeel van deze uitspraak betreft een handreiking naar de praktijk voor gevallen waarbij aan een aannemer abusievelijk een verkeerd abb-tarief in rekening is gebracht door haar onderaannemer. In het onderhavige arrest kon de aannemer alsnog vooraftrek van abb claimen. In deze tax update wordt dit nader toegelicht.
Samenvatting zaak
Belanghebbende wordt in 2015 opgericht met als doel de bouw van een resort op Bonaire. De opdrachtgever voor dit bouwproject is gelieerde partij van belanghebbende. Voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden maakt belanghebbende voornamelijk gebruik van onderaannemers. Na de succesvolle voltooiing van het resort stuurt belanghebbende een factuur naar de gelieerde opdrachtgever. Op die factuur wordt geen 8% abb in rekening gebracht. Na een boekenonderzoek legt de Inspecteur abb-naheffingsaanslagen op aan belanghebbende, waarbij geen rekening is gehouden met aftrek van abb voor zover aan belanghebbende door onderaannemers abusievelijk het abb-dienstentarief van 6% in rekening is gebracht. In hoger beroep betoogt belanghebbende dat zij, in relatie tot de realisatie van het resort, niet moet worden beschouwd als een ‘ondernemer’ en ‘producent’ volgens de abb-definities. Het Hof alsmede de Hoge Raad oordelen anders: belanghebbende betreft wel degelijk een ondernemer en een producent voor de abb. Hierdoor moet belanghebbende 8% abb rekenen op haar factuur aan haar opdrachtgever, maar heeft zij wel recht op vooraftrek van abb die door onderaannemers aan haar in rekening is gebracht. De Hoge Raad kent recht van vooraftrek toe ondanks dat de onderaannemers van belanghebbende het dienstentarief van 6% hebben toegepast in plaats van goederentarief van 8%. In dergelijke situaties heerste tot deze uitspraak de opvatting dat geen recht van vooraftrek geclaimd kon worden.Verruiming situaties aftrek van abb in de bouwsector
Belanghebbende heeft onderaannemers ingeschakeld ter uitvoering van haar project. Die onderaannemers verrichten veelal diensten. In principe dienen zij derhalve 6% abb (het dienstentarief) in rekening te brengen aan belanghebbende. Echter, in de bouwsector zou dit cumulatie van abb veroorzaken aangezien er enkel recht van vooraftrek bestaat bij belanghebbende indien zij 8% abb (het tarief voor leveringen van goederen door producenten) in rekening gebracht krijgt. Om deze cumulatie te voorkomen heeft de Staatssecretaris in 2011 beleid uitgevaardigd waaronder, ongeacht de kwalificatie van die prestaties, de van onderaannemers ingekochte prestaties worden aangemerkt als goederenleveringen door een producent en aldus met 8% abb gefactureerd mogen worden. Door deze handreiking heeft de aannemer alsnog recht van vooraftrek en wordt cumulatie in de aanneemketen voorkomen. Voor het toepassen van bovengenoemd beleid en het kunnen claimen van vooraftrek door de aannemer, is als expliciete eis opgenomen dat de factuur uitgereikt door de onderaannemer aan de aannemer is opgemaakt op de voorgeschreven wijze. Dit werd tot op heden in de praktijk opgevat alsof op die factuur het 8% abb-tarief moest zijn toegepast. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak het genoemde beleid beschouwd en aangehaald dat dit beleid erop is gericht om cumulatie van abb in de bouwsector te voorkomen. Zij geeft daarbij vervolgens aan dat het ontbreken van de expliciete vermelding van het geldende tarief op een factuur of het in rekening brengen van het verkeerde (lagere) tarief op zichzelf geen rechtvaardiging vormt voor het weigeren van aftrek. Dat zou namelijk het doel van de wetgeving miskennen. Dit zou anders zijn indien er sprake is van fraude of misbruik. Voor dit praktijk betekent dit dat aan aannemers aan wie abusievelijk door onderaannemers het abb-dienstentarief (6%) in rekening is gebracht, mogelijk alsnog recht van vooraftrek kunnen claimen.December 2023